H6556 פֶּרֶץ
breuk, scheur

Bijbelteksten

Genesis 38:29Maar het geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde zijn naam Perez.
Richteren 21:15Toen berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE een scheur gemaakt had in de stammen van Israel.
2 Samuel 5:20Toen kwam David te Baal-perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baal-perazim.
2 Samuel 6:8En David ontstak, omdat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; en hij noemde dezelve plaats Perez-uza, tot op dezen dag.
1 Koningen 11:27Dit is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief. Salomo bouwde Millo, [en] sloot de breuk der stad van zijn vader David toe.
1 Kronieken 13:11En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; daarom noemde hij diezelve plaats Perez-uza, tot op dezen dag.
1 Kronieken 14:11Toen zij nu optogen naar Baal-perazim, zo sloeg hen David daar; en David zeide: God heeft mijn vijanden door mijn hand gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemden zij den naam derzelver plaats Baal-perazim.
Nehemia 6:1Voorts is het geschied, als van Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord was, dat ik den muur gebouwd had, en dat geen scheur daarin was overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in de poorten;
Job 16:14Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.
Job 30:14Zij komen aan, als door een wijde breuk; onder de verwoesting rollen zij zich aan.
Psalm 106:23Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Psalm 144:14Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.
Jesaja 30:13Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur, welks breuk haastelijk in een ogenblik komen zal.
Jesaja 58:12En die uit u [voortkomen], zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fondamenten, van geslacht tot geslacht [verwoest], zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: Die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen.
Ezechiel 13:5Gij zijt in de bressen niet opgetreden, noch hebt den muur toegemuurd voor het huis Israels, om in den strijd te staan, ten dage des HEEREN.
Ezechiel 22:30Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand.
Amos 4:3En gij zult [door] de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis [gebracht] is, wegwerpen, spreekt de HEERE.
Amos 9:11Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, en zal ze bouwen, als [in] de dagen van ouds;

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel