2 Samuel 6:13 | En het geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes treden voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest [vee] offerde. |
2 Samuel 22:37 | Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij; en mijn enkelen hebben niet gewankeld. |
Job 14:16 | Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart [mij] niet om mijner zonden wil. |
Job 18:7 | De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen. |
Job 31:4 | Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden? |
Job 31:37 | Het getal mijner treden zou ik hem aanwijzen; als een vorst zou ik tot hem naderen. |
Job 34:21 | Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden. |
Psalm 18:37 | Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld. |
Spreuken 4:12 | In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen. |
Spreuken 5:5 | Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. |
Spreuken 16:9 | Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang. |
Spreuken 30:29 | Deze drie maken een goeden tred; ja, vier zijn er, die een goeden gang maken; |
Jeremia 10:23 | Ik weet, o HEERE! dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte. |
Klaagliederen 4:18 | [Tsade.] Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden; ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. |