Genesis 25:13 | En dit zijn de namen der zonen van Ismael, met hun namen naar hun geboorten. De eerstgeborene van Ismael, Nebajoth; daarna Kedar, en Adbeel, en Mibsam, |
1 Kronieken 1:29 | Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam, |
Psalm 120:5 | O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben [in] Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. |
Hooglied 1:5 | Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. |
Jesaja 21:16 | Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Nog binnen een jaar, gelijk de jaren eens dagloners zijn, zo zal de heerlijkheid van Kedar ten ondergaan. |
Jesaja 21:17 | En het overgebleven getal der schutters, de helden der Kedarenen, zullen minder worden, want de HEERE, de God Israels, heeft het gesproken. |
Jesaja 42:11 | Laat de woestijn en haar steden [de stem] verheffen, met de dorpen, [die] Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, [en] van den top der bergen af schreeuwen. |
Jesaja 60:7 | Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken. |
Jeremia 2:10 | Want, gaat over in de eilanden der Chitteers, en ziet toe, en zendt [naar] Kedar, en merkt er wel op; en ziet, of diesgelijks geschied zij? |
Jeremia 49:28 | Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de HEERE alzo: Maakt u op, trekt op tegen Kedar, en verstoort de kinderen van het oosten. |
Ezechiel 27:21 | Arabië en alle vorsten van Kedar waren de kooplieden uwer hand; met lammeren, en rammen, en bokken, daarmede handelden zij met u. |