2 Kronieken 29:19 | Alle gereedschap ook, dat de koning Achaz, onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding weggeworpen had, hebben wij bereid en geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. |
2 Kronieken 29:33 | Nog waren der geheiligde dingen zeshonderd runderen en drie duizend schapen. |
2 Kronieken 29:34 | Doch van de priesteren waren er te weinig, en zij konden al den brandofferen de huid niet aftrekken; daarom hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk geeindigd was, en totdat de [andere] priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan de priesteren. |
2 Kronieken 30:3 | Want zij hadden het niet kunnen houden te dierzelfder tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld had te Jeruzalem. |
2 Kronieken 30:8 | Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren. |
2 Kronieken 30:15 | Toen slachtten zij het pascha, op den veertienden der tweede maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd geworden, en hadden zich geheiligd, en hadden brandofferen gebracht in het huis des HEEREN. |
2 Kronieken 30:17 | Want een menigte was in die gemeente, die zich niet geheiligd hadden; daarom waren de Levieten over de slachting der paaslammeren, voor iedereen, die niet rein was, om [die] den HEERE te heiligen. |
2 Kronieken 30:24 | Want Jehizkia, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren en zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren en tien duizend schapen; de priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd. |
2 Kronieken 31:6 | En de kinderen van Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden, brachten ook tienden der runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen, die den HEERE, hun God, geheiligd waren, en maakten vele hopen. |
2 Kronieken 31:14 | En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de poortier tegen het oosten, was over de vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des HEEREN en het allerheiligste uit te delen. |
2 Kronieken 31:18 | Ook tot de geslachtsrekening met al hun kinderkens, hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren, door de ganse gemeente; want zij hadden zich in hun ambt [in] heiligheid geheiligd. |
2 Kronieken 35:6 | En slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt [dat] voor uw broederen, doende naar het woord des HEEREN, door de hand van Mozes. |
2 Kronieken 36:14 | Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. |
Ezra 3:5 | Daarna ook het gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden, en van alle gezette hoogtijden des HEEREN, die geheiligd waren; ook van een ieder, die een vrijwillige offerande den HEERE vrijwilliglijk offerde. |
Nehemia 3:1 | En Eljasib, de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden ze, en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan den toren Mea, tot aan den toren Hananeel. |
Nehemia 12:47 | Daarom gaf gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de delen der zangers en der poortiers, van elk dagelijks op zijn dag; en zij heiligden voor de Levieten, en de Levieten heiligden voor de kinderen van Aaron. |
Nehemia 13:22 | Voorts zeide ik tot de Levieten, dat zij zich zouden reinigen, en de poorten komen wachten, om den sabbatdag te heiligen. Gedenk mijner ook [in] dezen, mijn God! en verschoon mij naar de veelheid Uwer goedertierenheid. |
Job 1:5 | Het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan waren, dat Job henenzond, en hen heiligde en des morgens vroeg opstond, en brandofferen offerde [naar] hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen. |
Jesaja 5:16 | Doch de HEERE der heirscharen zal verhoogd worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid. |
Jesaja 8:13 | Den HEERE der heirscharen, Dien zult gijlieden heiligen, en Hij zij uw vreze, en Hij zij uw verschrikking. |