Jozua 12:22 | De koning van Kedes, een; de koning van Jokneam, aan den Karmel, een; |
Jozua 15:23 | En Kedes, en Hazor, en Jithnan, |
Jozua 19:37 | En Kedes, en Edrei, en En-hazor, |
Jozua 20:7 | Toen heiligden zij Kedes in Galilea, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda. |
Jozua 21:32 | En van den stam van Nafthali, de vrijstad des doodslagers, Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammoth-dor en haar voorsteden, en Karthan en haar voorsteden: drie steden. |
Richteren 4:6 | En zij zond heen en riep Barak, den zoon van Abinoam, van Kedes-nafthali; en zij zeide tot hem: Heeft de HEERE, de God Israels, niet geboden: Ga heen en trek op den berg Thabor, en neem met u tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? |
Richteren 4:9 | En zij zeide: Ik zal zekerlijk met u trekken, behalve dat de eer de uwe niet zal zijn op dezen weg, dien gij wandelt; want de HEERE zal Sisera verkopen in de hand ener vrouw. Alzo maakte Debora zich op, en toog met Barak naar Kedes. |
Richteren 4:10 | Toen riep Barak Zebulon en Nafthali bijeen te Kedes, en hij toog op, op zijn voeten, [met] tien duizend man; ook toog Debora met hem op. |
Richteren 4:11 | Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd van Kain, uit de kinderen van Hobab, Mozes' schoonvader; en hij had zijn tenten opgeslagen tot aan den eik in Zaanaim, die bij Kedes is. |
2 Koningen 15:29 | In de dagen van Pekah, den koning van Israel, kwam Tiglath-pilezer, de koning van Assyrie, en nam Ijon in, en Abel-beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrie. |
1 Kronieken 6:72 | En van den stam van Issaschar: Kedes en haar voorsteden, Dobrath en haar voorsteden, |
1 Kronieken 6:76 | En van den stam van Nafthali: Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammon en haar voorsteden, en Kirjathaim en haar voorsteden. |