Exodus 17:9 | Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn. |
Exodus 17:10 | Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels. |
Exodus 18:25 | En Mozes verkoos kloeke mannen, uit gans Israel, en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, en oversten der tienen; |
Exodus 19:20 | Als de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op. |
Exodus 24:17 | En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels. |
Exodus 26:24 | En zij zullen van beneden [als] tweelingen samengevoegd zijn; zij zullen ook [als] tweelingen aan het oppereinde deszelven samengevoegd zijn, met een ring; alzo zal het met de twee [berderen] zijn; tot twee hoekberderen zullen zij zijn. |
Exodus 28:32 | En het hoofdgat deszelven zal in het midden daarvan zijn; dit gat zal een boord rondom hebben van geweven werk; als het gat eens pantsiers zal het daaraan zijn, dat het niet gescheurd worde. |
Exodus 29:6 | En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. |
Exodus 29:7 | En gij zult de zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem zalven. |
Exodus 29:10 | En gij zult den var nabij brengen voor de tent der samenkomst; en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. |
Exodus 29:15 | Daarna zult gij den enen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; |
Exodus 29:17 | En den ram zult gij in zijn delen delen; en gij zult zijn ingewand en zijn schenkelen wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd leggen. |
Exodus 29:19 | Daarna zult gij den anderen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen; |
Exodus 30:12 | Als gij de som van de kinderen Israels opnemen zult, naar de getelden [onder] hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij hen tellen zult; opdat onder hen geen plage zij, als gij hen tellen zult. |
Exodus 30:23 | Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd [sikkels], en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig [sikkels], ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig [sikkels]; |
Exodus 34:2 | En wees bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op den berg Sinai klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den top des bergs. |
Exodus 36:29 | En zij waren van beneden [als] tweelingen samengevoegd, zij waren ook [als] tweelingen aan deszelfs oppereinde samengevoegd met een ring; alzo deed hij met die beide, aan de twee hoeken. |
Exodus 36:38 | En de vijf pilaren daarvan, en hun haken; en hij overtrok hun hoofden en derzelver banden met goud; en hun vijf voeten waren van koper. |
Exodus 38:17 | De voeten nu der pilaren waren van koper, de haken der pilaren, en hun banden waren van zilver, en het overdeksel hunner hoofden was van zilver, en al de pilaren des voorhofs waren met zilver omtogen. |
Exodus 38:19 | En hun vier pilaren en derzelver vier voeten waren van koper, hun haken waren van zilver; ook was het overdeksel hunner hoofden en hun banden van zilver. |