H7227 רַב
kapitein, overste, veel, groot, sterk, zee, wateren (vele)
Genesis 6:5 | En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. |
Genesis 7:11 | In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend. |
Genesis 13:6 | En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen. |
Genesis 18:20 | Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is, |
Genesis 21:34 | En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen in het land der Filistijnen. |
Genesis 24:25 | Voorts had zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. |
Genesis 25:23 | En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natien zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen. |
Genesis 26:14 | En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden. |
Genesis 30:43 | En die man brak gans zeer uit [in menigte], en hij had vele kudden, en dienstmaagden, en dienstknechten, en kemelen, en ezelen. |
Genesis 33:9 | Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat gij hebt! |
Genesis 36:7 | Want hun have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee. |
Genesis 37:34 | Toen scheurde Jakob zijn klederen, en legde een zak om zijn lenden; en hij bedreef rouw over zijn zoon vele dagen. |
Genesis 45:28 | En Israel zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve! |
Genesis 50:20 | Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; [doch] God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden. |
Exodus 1:9 | Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij. |
Exodus 2:23 | En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. |
Exodus 5:5 | Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds [te] veel; en zoudt gijlieden hen doen rusten van hun lasten? |
Exodus 9:28 | Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken laten, en gij zult niet langer blijven. |
Exodus 12:38 | En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen, gans veel vee. |
Exodus 19:21 | En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen. |