Psalm 121:3 | Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. |
Psalm 122:2 | Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem! |
Psalm 132:7 | Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten. |
Spreuken 1:15 | Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. |
Spreuken 1:16 | Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. |
Spreuken 3:23 | Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. |
Spreuken 3:26 | Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. |
Spreuken 4:26 | Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn. |
Spreuken 4:27 | Wijk niet ter rechter- of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade. |
Spreuken 5:5 | Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. |
Spreuken 6:13 | Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren; |
Spreuken 6:18 | Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen; |
Spreuken 6:28 | Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden? |
Spreuken 7:11 | Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet; |
Spreuken 19:2 | Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. |
Spreuken 25:17 | Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. |
Spreuken 25:19 | Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is [als] een gebroken tand en verstuikte voet. |
Spreuken 26:6 | Hij snijdt [zich] de voeten af, [en] drinkt geweld, die boodschappen zendt door den hand van een zot. |
Prediker 4:17 | Bewaar uw voet, als gij tot het huis Gods ingaat, en zijt liever nabij om te horen, dan om der zotten slachtoffer te geven; want zij weten niet, dat zij kwaad doen. |
Hooglied 5:3 | Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen? |