H7651 שֶׁבַע
zeven

Bijbelteksten

2 Kronieken 15:11En zij offerden den HEERE ten zelfden dage van den roof, [dien] zij gebracht hadden, zevenhonderd runderen en zeven duizend schapen.
2 Kronieken 17:11En van de Filistijnen brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken.
2 Kronieken 24:1Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba.
2 Kronieken 26:13En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand te helpen.
2 Kronieken 29:21En zij brachten zeven varren, en zeven rammen, en zeven lammeren, en zeven geitenbokken ten zondoffer voor het koninkrijk, en voor het heiligdom, en voor Juda; en hij zeide tot de zonen van Aaron, de priesteren, dat zij [die] op het altaar des HEEREN zouden offeren.
2 Kronieken 30:21Zo hielden de kinderen Israels, die te Jeruzalem gevonden werden, het feest der ongezuurde [broden], zeven dagen, met grote blijdschap. De Levieten nu en de priesteren prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende instrumenten des HEEREN.
2 Kronieken 30:22En Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten, die verstand hadden in de goede kennis des HEEREN; en zij aten [de offeranden] des gezetten hoogtijds zeven dagen, offerende dankofferen, en lovende den HEERE, den God hunner vaderen.
2 Kronieken 30:23Als nu de ganse gemeente raad gehouden had, om andere zeven dagen te houden, hielden zij nog zeven dagen met blijdschap.
2 Kronieken 30:24Want Jehizkia, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren en zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren en tien duizend schapen; de priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd.
2 Kronieken 35:17En de kinderen Israels, die er gevonden werden, hielden het pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde [broden], zeven dagen.
Ezra 2:5De kinderen van Arach, zevenhonderd vijf en zeventig.
Ezra 2:9De kinderen van Zakkai, zevenhonderd zestig.
Ezra 2:25De kinderen van Kirjath-arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig.
Ezra 2:33De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en twintig.
Ezra 2:38De kinderen van Pashur, duizend tweehonderd zeven en veertig.
Ezra 2:39De kinderen van Harim, duizend en zeventien.
Ezra 2:65Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen.
Ezra 2:66Hun paarden waren zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren, tweehonderd vijf en veertig;
Ezra 2:67Hun kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend zevenhonderd en twintig.
Ezra 6:22En zij hielden het feest der ongezuurde [broden] zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, en het hart des konings van Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in het werk van het huis Gods, des Gods van Israel.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel