Spreuken 22:14 | De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen. |
Spreuken 23:27 | Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put. |
Jeremia 2:6 | En zeiden niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde uit Egypteland, Die ons leidde in de woestijn, in een land van wildernissen en kuilen, in een land van dorheid en schaduw des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar geen mens woonde? |
Jeremia 18:20 | Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden. |