H7778 שׁוֹעֵר
porter, doorkeepers

Bijbelteksten

2 Samuel 18:26Toen zag de wachter een anderen man lopende, en de wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt [nog] een man alleen. Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper.
2 Koningen 7:10Zo kwamen zij, en riepen tot den poortier der stad, en boodschapten hun, zeggende: Wij zijn gekomen tot het leger der Syriërs, en ziet, niemand was daar, noch eens mensen stem; maar paarden aangebonden, en ezels aangebonden, en tenten, gelijk als zij waren.
2 Koningen 7:11En hij riep de poortiers; en zij deden de boodschap binnen in het huis des konings.
1 Kronieken 9:17De poortiers nu waren: Sallum, en Akkub, en Talmon, en Ahiman, en hun broeders; Sallum was het hoofd.
1 Kronieken 9:18Ook tot nog toe, aan de poort des konings oostwaarts, waren dezen de poortiers onder de legers der kinderen van Levi.
1 Kronieken 9:21Zacharja, de zoon van Meselemja, was poortier aan de deur van de tent der samenkomst.
1 Kronieken 9:22Allen, die uitgelezen waren tot poortiers aan de dorpelen, waren tweehonderd en twaalf. Dezen waren in het geslachtsregister gesteld naar hun dorpen. David en Samuel, de ziener, hadden hen in hun ambt bevestigd.
1 Kronieken 9:24Die poortiers waren aan de vier winden, tegen het oosten, tegen het westen, tegen het noorden, en tegen het zuiden.
1 Kronieken 9:26Want in dat ambt waren vier overste poortiers, die Levieten waren; en zij waren over de kameren en over de schatten van het huis Gods.
1 Kronieken 15:18En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, de poortiers.
1 Kronieken 15:23En Berechja en Elkana waren poortiers der ark.
1 Kronieken 15:24En Sebanja, en Josafat, en Nethanael, en Amasai, en Zecharja, en Benaja, en Eliezer, de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods; en Obed-edom en Jehia waren poortiers der ark.
1 Kronieken 16:38Obed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en [hij stelde] Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;
1 Kronieken 23:5En vier duizend poortiers, en vier duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt heb, [zeide David], om lof te zingen.
1 Kronieken 26:1Aangaande de verdelingen der poortiers: van de Korahieten was Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen van Asaf.
1 Kronieken 26:12Uit dezen waren de verdelingen der poortiers onder de hoofden der mannen, tot de wachten tegen hun broederen, om te dienen in het huis des HEEREN.
1 Kronieken 26:19Dit zijn de verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten, en der kinderen van Merari.
2 Kronieken 8:14Hij stelde ook, naar de wijze zijns vaders Davids, de verdelingen der priesteren over hun dienst, en der Levieten over hun wachten, om [God] te prijzen, en voor de priesteren te dienen, naar den eis van elken dag; en de poortiers in hun verdelingen, aan elke poort; want alzo was het gebod van David, den man Gods.
2 Kronieken 23:4Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers der dorpelen zijn;
2 Kronieken 23:19En hij stelde de poortiers aan de poorten van het huis des HEEREN, opdat niemand, in enig ding onrein zijnde, inkwame.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs