Psalm 140:6 | De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde des wegs; valstrikken hebben zij mij gezet. Sela. |
Psalm 141:3 | HEERE! zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen. |
Spreuken 22:17 | Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; |
Spreuken 24:32 | Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, [en] nam onderwijzing aan; |
Spreuken 26:24 | Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan. |
Spreuken 27:23 | Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. |
Jesaja 5:6 | En Ik zal hem [tot] woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen [daarin] opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. |
Jesaja 15:9 | Want de wateren van Dimon zijn vol bloeds, want Ik zal Dimon nog meer toeschikken: [te weten] leeuwen over de ontkomenen van Moab, mitsgaders over het overblijfsel des lands. |
Jesaja 16:3 | Brengt een raad aan, houdt gericht, maakt uw schaduw op het midden van den middag, gelijk van den nacht; verbergt de verdrevenen, [en] meldt den omzwervende niet. |
Jesaja 22:7 | En het zal geschieden, dat uw uitgelezen dalen vol wagenen zullen zijn, en dat de ruiters zich gewisselijk zullen zetten ter poorten aan. |
Jesaja 26:1 | Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, [God] stelt heil tot muren en voorschansen. |
Jeremia 2:15 | De jonge leeuwen hebben over hem gebruld, zij hebben hun stem verheven; en zij hebben zijn land gezet in verwoesting; zijn steden zijn verbrand, dat er niemand in woont. |
Jeremia 3:19 | Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren. |
Jeremia 13:16 | Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette. |
Jeremia 22:6 | Want zo zegt de HEERE van het huis des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van Libanon; [maar] zo Ik u niet zette [als] een woestijn [en] onbewoonde steden! |
Jeremia 31:21 | Richt u merktekenen op, stel u spitse pilaren, zet uw hart op de baan, [op] den weg, [dien] gij gewandeld hebt; keer weder, o jonkvrouw Israels, keer weder tot deze uw steden! |
Jeremia 50:3 | Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! |
Jeremia 51:39 | Als zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten, en zal hen dronken maken, opdat zij opspringen; maar zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de HEERE. |
Hosea 2:2 | Opdat Ik ze niet naakt uitstrope, en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make ze als een woestijn, en zette ze als een dor land, en dode ze door dorst; |
Hosea 6:11 | Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht. |