Jeremia 25:24 | En allen koningen van Arabie; en allen koningen des gemengden hoops, die in de woestijn wonen; |
Jeremia 33:16 | In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID. |
Jeremia 46:26 | En Ik zal hen geven in de hand dergenen, die hunlieder ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner knechten. Maar daarna zal zij bewoond worden als [in] de dagen van ouds, spreekt de HEERE. |
Jeremia 48:28 | Verlaat de steden, en woont in de steenrots, gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een duif, die in de doorgangen van den mond eens hols nestelt. |
Jeremia 49:16 | Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, [en] de trotsheid uws harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al zoudt gij uw nest [zo] hoog maken als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de HEERE. |
Jeremia 49:31 | Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, [die] alleen wonen. |
Jeremia 50:39 | Daarom zo zullen de wilde dieren der woestijnen met de wilde dieren der eilanden [daarin] wonen; ook zullen de jonge struisen daarin wonen; en men zal er geen verblijf meer hebben in eeuwigheid, en zij zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht. |
Jeremia 51:13 | Gij, die aan vele wateren woont, die machtig zijt van schatten! uw einde is gekomen, de maat uwer gierigheid. |
Ezechiel 17:23 | Op den berg der hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen, en vrucht dragen, en hij zal tot een heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. |
Ezechiel 31:13 | Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds waren op zijn scheuten; |
Ezechiel 32:4 | Dan zal Ik u laten op het land, Ik zal u henenwerpen op het open veld; en Ik zal al het gevogelte des hemels op u doen wonen, en het gedierte der ganse aarde van u verzadigen. |
Ezechiel 43:7 | En Hij zeide tot mij: Mensenkind! [dit] is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, [op] hun hoogten; |
Ezechiel 43:9 | Nu zullen zij hun hoererij en de dode lichamen hunner koningen verre van Mij wegdoen; en Ik zal in het midden van hen wonen in eeuwigheid. |
Joel 3:17 | En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan. |
Joel 3:21 | En Ik zal hunlieder bloed reinigen, [dat] Ik niet gereinigd had; en de HEERE zal wonen op Sion. |
Obadja 1:3 | De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; hij, die daar woont in de kloven der steenrotsen, [in] zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten? |
Micha 4:10 | Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende [vrouw]; want nu zult gij [wel] uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, [maar] aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. |
Micha 7:14 | Gij [dan], weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, [in] het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden [in] Basan en Gilead, als in de dagen van ouds. |
Nahum 3:18 | Uw herders zullen sluimeren, o koning van Assur! uw voortreffelijken zullen zich leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd uitbreiden, en niemand zal ze verzamelen. |
Zacharia 2:10 | Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de HEERE. |