H7967 שַׁלּוּם
Shallum

Bijbelteksten

2 Koningen 15:10En Sallum, de zoon van Jabes, maakte een verbintenis tegen hem, en sloeg hem voor het volk, en doodde hem; en hij werd koning in zijn plaats.
2 Koningen 15:13Sallum, de zoon van Jabes, werd koning, in het negen en dertigste jaar van Uzzia, den koning van Juda; en hij regeerde een volle maand te Samaria.
2 Koningen 15:14Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats.
2 Koningen 15:15Het overige nu der geschiedenissen van Sallum, en zijn verbintenis, die hij maakte, ziet, die zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel.
2 Koningen 22:14Toen ging de priester Hilkia, en Ahikam, en Achbor, en Safan, en Asaja henen tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva, den zoon van Harhas, den klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede deel), en zij spraken tot haar.
1 Kronieken 2:40En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,
1 Kronieken 2:41En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.
1 Kronieken 3:15De zonen van Josia nu waren [dezen]: de eerstgeborene Johanan, de tweede Jojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum.
1 Kronieken 4:25Sallum was zijn zoon; Mibsam was zijn zoon; Misma was zijn zoon.
1 Kronieken 6:12En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum;
1 Kronieken 6:13En Sallum gewon Hilkia, en Hilkia gewon Azarja;
1 Kronieken 7:13De kinderen van Nafthali waren Jahziel, en Guni, en Jezer, en Sallum, kinderen van Bilha.
1 Kronieken 9:17De poortiers nu waren: Sallum, en Akkub, en Talmon, en Ahiman, en hun broeders; Sallum was het hoofd.
1 Kronieken 9:19En Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, en zijn broeders van het huis zijns vaders, de Korathieten, waren over het werk van den dienst, wachters der dorpelen des tabernakels; gelijk hun vaders in het leger des HEEREN geweest waren bewaarders van den ingang;
1 Kronieken 9:31En Mattithja uit de Levieten, dewelke was de eerstgeborene van Sallum, den Korahiet, was in het ambt over het werk, dat in pannen gekookt wordt.
2 Kronieken 28:12Toen maakten zich mannen op van de hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth, en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, die uit het heir kwamen.
2 Kronieken 34:22Toen ging Hilkia henen, en die des konings waren, tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, den klederbewaarder. Zij nu woonde te Jeruzalem in het tweede deel; en zij spraken zulks tot haar.
Ezra 2:42De kinderen der poortiers. De kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai; deze allen waren honderd negen en dertig.
Ezra 7:2Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
Ezra 10:24En van de zangers: Eljasib; en van de poortiers: Sallum, en Telem, en Uri.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen