Ezra 10:42 | Sallum, Amarja, Jozef. |
Nehemia 3:12 | En aan zijn hand verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het [andere] halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren. |
Nehemia 7:45 | De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig; |
Jeremia 22:11 | Want zo zegt de HEERE van Sallum, den zoon van Josia, koning van Juda, die in de plaats van zijn vader Josia regeerde, die uit deze plaats is uitgegaan: Hij zal daar nimmermeer wederkomen. |
Jeremia 32:7 | Zie, Hanameel, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot u komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te kopen. |
Jeremia 35:4 | En bracht hen in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamer van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. |