Genesis 2:11 | De naam der eerste [rivier] is Pison; deze is het, die het ganse land van Havila omloopt, waar het goud is. |
Genesis 2:13 | En de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land Cusch omloopt. |
Genesis 2:14 | En de naam der derde rivier is Hiddekel; deze is gaande naar het oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath. |
Genesis 2:19 | Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn. |
Genesis 2:20 | Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds; maar voor den mens vond hij geen hulpe, [die] als tegen hem over ware. |
Genesis 3:20 | Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. |
Genesis 4:17 | En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch. |
Genesis 4:19 | En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla. |
Genesis 4:21 | En de naam zijns broeders was Jubal; deze was de vader van allen, die harpen en orgelen handelen. |
Genesis 4:25 | En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen. |
Genesis 4:26 | En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen. |
Genesis 5:2 | Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden. |
Genesis 5:3 | En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon [een zoon] naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth. |
Genesis 5:29 | En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft! |
Genesis 6:4 | In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name. |
Genesis 10:25 | En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan. |
Genesis 11:4 | En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden! |
Genesis 11:9 | Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde. |
Genesis 11:29 | En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska. |
Genesis 12:2 | En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! |