H8034 שֵׁם
naam, reputatie, titel

Bijbelteksten

Genesis 2:11De naam der eerste [rivier] is Pison; deze is het, die het ganse land van Havila omloopt, waar het goud is.
Genesis 2:13En de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land Cusch omloopt.
Genesis 2:14En de naam der derde rivier is Hiddekel; deze is gaande naar het oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath.
Genesis 2:19Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.
Genesis 2:20Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds; maar voor den mens vond hij geen hulpe, [die] als tegen hem over ware.
Genesis 3:20Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.
Genesis 4:17En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch.
Genesis 4:19En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla.
Genesis 4:21En de naam zijns broeders was Jubal; deze was de vader van allen, die harpen en orgelen handelen.
Genesis 4:25En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen.
Genesis 4:26En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen.
Genesis 5:2Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
Genesis 5:3En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon [een zoon] naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
Genesis 5:29En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!
Genesis 6:4In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.
Genesis 10:25En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan.
Genesis 11:4En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden!
Genesis 11:9Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde.
Genesis 11:29En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska.
Genesis 12:2En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs