1 Koningen 13:32 | Want de zaak zal gewisselijk geschieden, die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft tegen het altaar, dat te Beth-el is, en tegen al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn. |
1 Koningen 16:24 | En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde den berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam van Semer, den heer des bergs, Samaria. |
1 Koningen 16:28 | En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats. |
1 Koningen 16:29 | En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israel, te Samaria, twee en twintig jaren. |
1 Koningen 16:32 | En hij richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal, hetwelk hij te Samaria gebouwd had. |
1 Koningen 18:2 | En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria. |
1 Koningen 20:1 | En Benhadad, de koning van Syrie, vergaderde al zijn macht; en twee en dertig koningen waren met hem, en paarden en wagenen; en hij toog op, en belegerde Samaria en krijgde tegen haar. |
1 Koningen 20:10 | En Benhadad zond tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen zo daartoe, indien het stof van Samaria genoeg zal zijn tot handvollen voor al het volk, dat mijn voetstappen volgt! |
1 Koningen 20:17 | En de jongens van de oversten der landschappen togen eerst uit. Doch Benhadad zond [enigen] uit, en zij boodschapten hem, zeggende: Uit Samaria zijn mannen uitgetogen. |
1 Koningen 20:34 | En hij zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader genomen heeft, zal ik wedergeven, en maak u straten in Damaskus, gelijk mijn vader in Samaria gemaakt heeft. En ik, [antwoordde Achab,] zal u met dit verbond dan laten gaan. Zo maakte hij een verbond met hem, en liet hem gaan. |
1 Koningen 20:43 | En de koning van Israel toog henen, gemelijk en toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria. |
1 Koningen 21:1 | Het geschiedde nu na deze dingen, [alzo] Naboth, een Jizreeliet, een wijngaard had, die te Jizreel was, bij het paleis van Achab, den koning van Samaria. |
1 Koningen 21:18 | Maak u op, ga henen af, Achab, den koning van Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie, hij is in den wijngaard van Naboth, waarhenen hij afgegaan is, om dien erfelijk te bezitten. |
1 Koningen 22:10 | De koning van Israel nu, en Josafat, de koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met [hun] klederen, op het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden in hun tegenwoordigheid. |
1 Koningen 22:37 | Alzo stierf de koning, en werd naar Samaria gebracht; en zij begroeven den koning te Samaria. |
1 Koningen 22:38 | Als men nu den wagen in den vijver van Samaria spoelde, lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had. |
1 Koningen 22:52 | Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israel. |
2 Koningen 1:2 | En Ahazia viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd krank. En hij zond boden, en zeide tot hen: Gaat heen, vraagt Baal-zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal. |
2 Koningen 1:3 | Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat gijlieden heengaat, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? |
2 Koningen 2:25 | En hij ging van daar naar den berg Karmel; en van daar keerde hij weder naar Samaria. |