Spreuken 11:15 | Als [iemand voor] een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die [in de hand] klappen, is zeker. |
Spreuken 12:1 | Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig. |
Spreuken 13:5 | De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan. |
Spreuken 13:24 | Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg [met] tuchtiging. |
Spreuken 14:17 | Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. |
Spreuken 14:20 | De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele. |
Spreuken 15:10 | De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; [en] die de bestraffing haat, zal sterven. |
Spreuken 15:27 | Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven. |
Spreuken 19:7 | Al de broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na [met] woorden die niets zijn. |
Spreuken 25:17 | Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate. |
Spreuken 25:21 | Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; |
Spreuken 26:24 | Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan. |
Spreuken 26:28 | Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. |
Spreuken 27:6 | De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden. |
Spreuken 28:16 | Een vorst, die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; [maar] die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. |
Spreuken 29:10 | Bloedgierige lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel. |
Spreuken 29:24 | Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen. |
Spreuken 30:23 | Om een hatelijke [vrouw], als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw. |
Prediker 2:17 | Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes. |
Prediker 2:18 | Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal. |