H8142 שֵׁנָה
slaap

Bijbelteksten

Genesis 28:16Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!
Genesis 31:40Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.
Richteren 16:14En zij maakte ze vast met een pin, en zeide tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij op uit zijn slaap, en nam weg de pin der gevlochten [haarlokken], en den weversboom.
Richteren 16:20En zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte uit zijn slaap, en zeide: Ik zal ditmaal uitgaan, als op andere malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat de HEERE van hem geweken was.
Esther 6:1In denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken, en hij zeide, dat men het boek der gedachtenissen, de kronieken, brengen zou; en zij werden in de tegenwoordigheid des konings gelezen.
Job 14:12Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden.
Psalm 76:6De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
Psalm 90:5Gij overstroomt hen; zij zijn [gelijk] een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, [dat] verandert;
Psalm 127:2Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden [als in] den slaap geeft.
Spreuken 3:24Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
Spreuken 4:16Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet [iemand] hebben doen struikelen.
Spreuken 6:4Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering.
Spreuken 6:9Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?
Spreuken 6:10Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende;
Spreuken 20:13Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Spreuken 24:33Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;
Prediker 5:11De slaap des arbeiders is zoet, hij hebbe weinig of veel gegeten; maar de zatheid des rijken laat hem niet slapen.
Prediker 8:16Als ik mijn hart begaf, om wijsheid te weten, en om aan te zien de bezigheid, die op de aarde geschiedt, dat men ook, des daags of des nachts, den slaap niet ziet met zijne ogen;
Jeremia 31:26(Hierop ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.)
Jeremia 51:39Als zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten, en zal hen dronken maken, opdat zij opspringen; maar zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de HEERE.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs