H8147 שְׁנַיִם
both, two, twelve +, twelfth +,
2 Kronieken 21:19 | Dit geschiedde van jaar tot jaar, zodat, wanneer de tijd van het einde der twee jaren uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen, dat hij stierf van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene branding, als de branding zijner vaderen. |
2 Kronieken 21:20 | Hij was twee en dertig [jaren] oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven der koningen. |
2 Kronieken 22:2 | Twee en veertig jaar was Ahazia oud, toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, een dochter van Omri. |
2 Kronieken 24:3 | En Jojada nam voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. |
2 Kronieken 26:3 | Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jecholia, van Jeruzalem. |
2 Kronieken 33:1 | Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem. |
2 Kronieken 33:5 | Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN. |
2 Kronieken 33:21 | Amon was twee en twintig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. |
2 Kronieken 34:3 | Want in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, begon hij den God zijns vaders Davids te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen. |
Ezra 2:3 | De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en zeventig. |
Ezra 2:4 | De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig. |
Ezra 2:6 | De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend achthonderd en twaalf. |
Ezra 2:10 | De kinderen van Bani, zeshonderd twee en veertig. |
Ezra 2:12 | De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd twee en twintig. |
Ezra 2:18 | De kinderen van Jora, honderd en twaalf. |
Ezra 2:24 | De kinderen van Azmaveth, twee en veertig. |
Ezra 2:27 | De mannen van Michmas, honderd twee en twintig. |
Ezra 2:29 | De kinderen van Nebo, twee en vijftig. |
Ezra 2:37 | De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig. |
Ezra 2:58 | Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig. |