Jozua 11:23 | Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg. |
Jozua 14:15 | De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-arba, die een groot mens geweest is onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg. |
Richteren 3:11 | Toen was het land veertig jaren stil, en Othniel, de zoon van Kenaz, stierf. |
Richteren 3:30 | Alzo werd Moab te dien dage onder Israels hand ten ondergebracht; en het land was stil tachtig jaren. |
Richteren 5:31 | Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die Hem daarentegen liefhebben, [moeten zijn,] als wanneer de zon opgaat in haar kracht. En het land was stil, veertig jaren. |
Richteren 8:28 | Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht voor het aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. |
Richteren 18:7 | Toen gingen die vijf mannen heen, en kwamen te Lais; en zij zagen het volk, hetwelk in derzelver midden was, zijnde gelegen in zekerheid, naar de wijze der Sidoniers, stil en zeker zijnde; en daar was geen erfheer, die [iemand] om enige zaak schande aandeed in dat land; ook waren zij verre van de Sidoniers, en hadden niets te doen met enigen mens. |
Richteren 18:27 | Zij dan namen wat Micha gemaakt had, en den priester, dien hij gehad had, en kwamen te Lais, tot een stil en zeker volk, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, en de stad verbrandden zij met vuur. |
Ruth 3:18 | Toen zeide zij: Zit [stil], mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. |
2 Koningen 11:20 | En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden [bij] des konings huis. |
1 Kronieken 4:40 | En zij vonden vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren. |
2 Kronieken 14:1 | Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn plaats. In zijn dagen was het land tien jaren stil. |
2 Kronieken 14:5 | Hij nam ook weg uit alle steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden; en het koninkrijk was voor hem stil. |
2 Kronieken 14:6 | Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want het land was stil, en er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. |
2 Kronieken 20:30 | Alzo was het koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom henen. |
2 Kronieken 23:21 | En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden. |
Job 3:13 | Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen; |
Job 3:26 | Ik was niet gerust, en was niet stil, en rustte niet; en de beroering is gekomen. |
Job 34:29 | Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen? |
Job 37:17 | Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? |