Jozua 12:18 | De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een; |
1 Kronieken 5:16 | En zij woonden in Gilead, in Basan, en in haar onderhorige plaatsen, en in al de voorsteden van Saron, tot aan hun uitgangen. |
1 Kronieken 27:29 | En over de runderen, die in Saron weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over de runderen in de laagten, was Safat, de zoon van Adlai. |
Hooglied 2:1 | Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen. |
Jesaja 33:9 | Het land treurt, het kweelt; de Libanon schaamt zich, hij verwelkt; Saron is geworden als een woestijn; zo Basan als Karmel zijn geschud. |
Jesaja 35:2 | Zij zal lustig bloeien, en zich verheugen, ja, [met] verheuging, en juichen; de heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraad van Karmel en Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des HEEREN, het sieraad onzes Gods. |
Jesaja 65:10 | En Saron zal tot een schaapskooi worden, en het dal van Achor tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. |