Genesis 20:5 | Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid mijns harten en in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan. |
Genesis 20:6 | En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te roeren. |
Leviticus 25:29 | Insgelijks, wanneer iemand een woonhuis [in] een bemuurde stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing wezen. |
2 Samuel 15:11 | En er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd mannen, genodigd zijnde, doch gaande in hun eenvoudigheid, want zij wisten [van] geen zaak. |
1 Koningen 9:4 | En zo gij voor Mijn aangezicht wandelen zult, gelijk als uw vader David gewandeld heeft, met volkomenheid des harten, en met oprechtheid, om te doen naar al wat Ik u geboden heb, [en] Mijn inzettingen en Mijn rechten houden zult; |
1 Koningen 22:34 | Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij tot zijn voerman: Keer uw hand, en voer mij uit het leger, want ik ben zeer verwond. |
2 Kronieken 18:33 | Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij tot den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het leger, want ik ben verwond. |
Job 4:6 | Was niet uw vreze [Gods] uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting? |
Job 21:23 | Deze sterft in de kracht zijner volkomenheid, daar hij gans stil en gerust was; |
Psalm 7:9 | De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, [die] bij mij is. |
Psalm 25:21 | [Thau.] Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U. |
Psalm 26:1 | [Een psalm] van David. Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen. |
Psalm 26:11 | Maar ik wandel in mijn oprechtigheid, verlos mij [dan] en wees mij genadig. |
Psalm 41:13 | Want mij aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn oprechtigheid, en Gij stelt mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid. |
Psalm 78:72 | Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen. |
Psalm 101:2 | Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten. |
Spreuken 2:7 | Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen; |
Spreuken 10:9 | Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden. |
Spreuken 10:29 | De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring. |
Spreuken 13:6 | De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren. |