Spreuken 19:10 | De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! |
Prediker 2:8 | Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel. |
Hooglied 7:6 | Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten! |
Micha 1:16 | Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd. |
Micha 2:9 | De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. |