Job 36:29 | Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, [en] de krakingen Zijner hutte? |
Job 39:10 | Hij belacht het gewoel der stad; het menigerlei getier des drijvers hoort hij niet. |
Jesaja 22:2 | Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd. |
Zacharia 4:7 | Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen [met] toeroepingen: Genade, genade zij denzelven! |