Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
hagi'azo, ww van ἅγιος G00040; TDNT - 1:111,14;
1) erkennen, eerbiedwaardig of heilig zijn; 2) apart zetten van profane dingen en toewijden aan God; 2a) dingen aan God wijden; 2b) mensen aan God wijden; 3) reinigen; 3a) uitwendig schoonmaken; 3b) door verzoening reinigen: vrij van de zondeschuld; 3c) inwendig reinigen door de vernieuwing van de ziel
Bronnen
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
ἁγιάζω, Hellenistic form of ἁγίζω (< ἅγιος), to make holy, consecrate, sanctify; [in LXX chiefly for קדשׁ H6942 1. to dedicate, separate, set apart for God; of things: Mt 23:17, 19, II Ti 2:21; of persons: Christ, Jo 10:36, 17:19. 2. to purify, make conformable in character to such dedication: forensically, to free from guilt, I Co 6:11, Eph 5:26, He 2:11, 10:10, 14, 29, 13:12; internally, by actual sanctification of life, Jo 17:17, 19, Ac 20:32, 26:18, Ro 15:16, I Co 1:2, 7:14, I Th 5:23, Re 22:11; of a nonbeliever influenced by marriage with a Christian, I Co 7:14. 3. (a) of things, II Ti 2:21; (b) of persons, He 9:13. 4. to treat as holy: Mt 6:9, Lk 11:2, I Pe 3:16 (Cremer, 53, 602; MM, VGT, s.v.).†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
ἁγι-άζω,