Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
adelphos, zn m van α G00001 (als een verbindend voorvoegsel) en δελϕυς G01185w (de baarmoeder); TDNT - 1:144,22;
1) een broer a) hetzij geboren uit dezelfde twee ouders of slechts uit dezelfde vader of moeder
2) landgenoot a) met dezelfde nationale voorvader, behorende tot hetzelfde volk, of landgenoot
3) ieder medemens
4) een medegelovige a) aan een ander verbonden door de band der liefde;
5) een partner a) een partner op werk of kantoor
6) broeders in Christus a) zijn bloedsbroeders b) alle mensen c) apostelen d) christenen, als zij die in dezelfde hemelse plaats verheven zijn
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
ἀδελφός, -οῦ, ὁ (< ἀ- copul., δελφύς, womb), in cl., a brother, born of the same parent or parents. [In LXX (Hort, Ja., 102 f.), for אָח H251 1. lit. of a brother (Ge 4:2, al.). 2. Of a neighbour (Le 19:17). 3. Of a member of the same nation (Ex 2:14, De 15:3). In NT in each of these senses (1. Mt 1:2, al.; 2. Mt 7:3; 3. Ro 9:3) and also, 4. of a fellow-Christian: I Co 1:1, Ac 9:30. This usage finds illustration in π., where ἀ. is used of members of a pagan religious community (M, Th., I, 1:4; MM, VGT, s.v.). The ἀδελφοὶ τ. Κυρίου (Mt 12:46-49 13:55 28:10, Mk 3:31-34, Lk 8:19-21, Jo 2:12 7:3, 5 10 20:17, Ac 1:14, I Co 9:5) may have been sons of Joseph and Mary (Mayor, Ja., Intr. viff.; DB, i, 320 ff.) or of Joseph by a former marriage (Lft., Gal., 252ff.; DCG, i, 232 ff.), but the view of Jerome, which makes ἀ. equivalent to ἀνεψιός, is inconsistent with Greek usage. (Cremer, 66.) Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!