Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
δαιμόνιον, -ου, τό (neut. of δαιμόνιος, -α, -ον, divine), [in LXX (so also in π; v. MM, Exp., x) for שֵׁד H7700, אֱלִיל H457, (freq. in Tob) ;] 1. as in cl.; (a) the Divine power, Deity (Hdt., Plat., al.); (b) an inferior divinity, deity or demon (as in magical π, Deiss., BS, 281; MM, Exp., x): ξένα δ., Ac 17:18. 2. (a) in OT, heathen deities, false gods (e.g. De 32:17, Ps 95 (96):5); (b) in NT, evil spirits, demons: θύουσιν δαιμονίοις, I Co 10:20; διδασκαλίαι δαιμονίων, I Ti 4:1; προσκυνεῖν τὰ δ., Re 9:20; ἄρχων τῶν δ., Mt 9:34; especially (syn. with πνεῦμα ἀκάθαρτον) as operating upon and "possessing" (of. δαιμονίζομαι) men: Mt 11:18, et al.; εἰσέρχεσθαι δ. εἰς. . ., Lk 8:30; δ. ἔχειν, Lk 4:33; δ. ἐκβάλλειν, Mt 7:22 In the phrase πνεῦμα δαιμονίου ἀκαθάρτου, Lk 4:33, the wider cl. usage (1. b) is recognised, ἀκ. being elsewhere in NT, the epithet of πν., and δ. = πν. ἀκ. (v. ICC, in l; Cremer, 168)Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
δαιμόνιον, τό,
