Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
dox'azo, ww, van δοξα G1391; TDNT - 2:253,178;
1) denken, veronderstellen, van mening zijn
2) prijzen, verheffen, verhogen, vieren
3) eren, eer betonen, in ere houden
4) heerlijk maken, met luister versieren, met glans bekleden
4a) aan iets heerlijkheid geven, het voortreffelijk maken
4b) iemand bekend maken, beroemd maken
4b1) maken dat de waardigheid en waarde van iemand openbaar wordt en erkend wordt
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
δοξάζω (< δόξα), [in LXX chiefly for כּבד H3513 ni., pi., also for פּאר H6286, etc. ;] 1. to think, suppose, hold an opinion (Æsch., Plat., al.). 2. To bestow δόξα (q.v.) on, to magnify, extol, praise (Thuc., iii, 45; Plut., al.): c. acc, Mt 5:16, Mk 2:12, Jo 8:54, Ro 15:6, I Pe 2:12, al.; id. seq. ἐπί Lk 2:20; ἐν, Ga 1:24, I Pe 4:16. 3. In LXX and NT (v.s. δόξα, 3), to clothe with splendour, glorify (Ex 34:29, 30, Ps 36 (37):20, Is 44:23, Es 3:1, al): Ro 8:30, II Co 3:10, II Th 3:1, I Pe 1:8, al.; of Christ, Jo 7:39 8:54, al. (on the Johannine use, v. Cremer, 211; Westc., Jo., Intr.); of the Father, Jo 13:31, 32, I Pe 4:11, al. (cf. ἐν-, συν-δοξάζω). Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!