G3015_λεπρός
schilferig, ruw, melaats, lepra lijdend
Taal: Grieks

Onderwerpen

Melaats,

Statistieken

Komt 9x voor in 3 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

le'pros, bn van hetzelfde als λέπρα G03014; TDNT - 4:233,529;


1) schilferig, ruw 2) melaats, aan lepra lijdend


Bronnen

Lexicon G. Abbott-Smith

Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)

λεπρός, -ά, -όν (< λεπίς), [in LXX for צָרוּעַ H6879, מְצֹרָע H6879;] 1. (in cl.) scaly, rough. 2. leprous; chiefly as subst., ὁ λ., a leper: Mt 8:2 10:8 11:5, Mk 1:40, Lk 4:27 7:22 17:12; of Simon, formerly a leper, Mt 26:6, Mk 14:3.†

Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon

Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)

λεπρ-ός, ά, όν,
  scaly, scabby, rough, of places, conjecture Coraës in Hippocrates Medicus “Aër.” 13, 24, etc.; so βουνὸς λ. “Schwyzer” 289.169 (Priene, 2nd c.BC) ; ἀκταὶ λ. Lycophron Tragicus 642 ; Λ. ἀκτή as proper name, Hipponax Iambographus 47.
__II leprous, Theophrastus Philosophus “de Causis Plantarum” 2.6.4, LXX.Lev.13.44 +4th c.BC+: as substantive, leper, NT.Mark.1.40, etc.; λ. ὄνυχες, probably psoriasis unguium, Hippocrates Medicus “περὶ ὑγρῶν χρήσιος” 4, Dioscorides (Dioscurides) Medicus 2.114 ; τὸ λ., = λέπρα, ἡ, LXX.4Ki.5.11 ; ἱμάντας ἐκ λεπρῶν (i.e. δερμάτων, for the toughest leather, accusative to Scholia, was supposed to be made of mangy skins) Aristophanes Comicus “Acharnenses” 724 (but Scholia prefers ἐκ Λεπρῶν , proper name of a “Tannery” outside the walls); λ. βαυβών Herodas Mimographus 6.36.

Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden

Grieks λέπρα G3014 "lepra, melaatsheid, huidziekte";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij