Concordantie
G3566_νυμφίος
bruidegom
Taal: Grieks

Onderwerpen

Bruidegom,

Statistieken

Komt 16x voor in 5 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

nymfios̱, zn. mnl., van νύμφη G3565; TDNT 4:1099,657

Bronnen

Lexicon G. Abbott-Smith

Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)

νυμφίος, -ου, ὁ (< νύμφη), [in LXX for חָתָן H2860;] a bridegroom: Mt 9:15 25:1, 5, 6, 10, Mk 2:19, 20, Lk 5:34, 35, Jo 2:9 3:29, Re 18:23.†

Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon

Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)

νυμφ-ίος, ὁ,
  bridegroom, παιδὸς ὀδύρεται ὀστέα καίων νυμφίου Ilias Homerus Epicus “Illiad” 23.223; τὸν μὲν ἄκουρον ἐόντα βάλ᾽.. νυμφίον ἐν μεγάρῳ μίαν οἴην παῖδα λιπόντα Odyssea Homerus Epicus “Odyssey” 7.65; ἁρμόζων κόρᾳ ν. ἄνδρα Pindarus Lyricus “P.” 9.118, etc.; ζῆτε νυμφίων βίον Aristophanes Comicus “Aves” 161 ; opposed to νύμφη, Plato Philosophus “Leges” 783e: in pl., τοῖς νεωστὶ νυμφίοις to the bridal pair, Euripides Tragicus “Medea” 366, compare Aeschylus Tragicus “Septem contra Thebas” 757 (Lyric poetry) ; νυμφίοισι παρθένοις occurs in Ps.- Euripides Tragicus “Iphigenia Aulidensis” 741.
__2 son-in-law, LXX.Josh.15.6.
__II as adjective νύμφιος, α, ον, bridal, τράπεζα νυμφία Pindarus Lyricus “P.” 3.16; λέκτρα “epigram Gr.” 373 (from Aezani).

Synoniemen en afgeleide woorden

Grieks νύμφη G3565 "bruid, vrouw (jonge), schoondochter, vrouw (verloofd)";

Literatuur

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel