Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
πολίτης, -ου, ὁ (< πόλις), [in LXX chiefly for רֵעַ H7453;] 1. a citizen: c. gen. loc., Lk 15:15, Ac 21:39. 2. a fellow-citizen: c. gen. pers., Lk 19:14, He 8:11(LXX).†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
πολῑτ-ης, ου, ὁ,