G5366_φιλάργυρος
geldzucht, hebzucht
Taal: Grieks

Statistieken

Komt 2x voor in 2 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

filargyros̱, bv. nw., van φίλος G5384 en ἄργυρος G696;


1) liefhebben van geld (Luk. 16:14; 2 Tim. 3:2)


Bronnen

Lexicon G. Abbott-Smith

Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)

** φιλ-άργυρος, -ον [in LXX: IV Mac 2:8 * ;] loving money, avaricious: Lk 16:14, II Ti 3:2.†

Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon

Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)

φῐλάργῠρ-ος, ον,
  fond of money, avaricious, Sophocles Tragicus “Antigone” 1055, “fragment” 587, Plato Philosophus “Respublica” 347b, “PPetr.” 3p.150 (3rd c.BC), Philodemus Gadarensis Epigrammaticus “Ind.Sto.” 19, NT.Luke.16.14, etc.; superlative -ώτατος Xenophon Historicus “Memorabilia” 3.1.10, 3.13.4.

Synoniemen en afgeleide woorden

Grieks ἄργυρος G696 "zilver"; Grieks ἀφιλάργυρος G866 "vrekkig (niet), geldgierig (niet)"; Grieks φιλαργυρία G5365 "geldzucht, hebzucht"; Grieks φίλος G5384 "vriend, makker, collega";

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken