Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Woordstudie
'iysh, zn. mnl., TWOT 83a; afgeleid van אֱנוֹשׁH582;
1) man;
Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible
H376אִישׁʼîysh; contracted for 582 (or perhaps rather from an unused root meaning to be extant); a man as an individual or a male person; often used as an adjunct to a more definite term (and in such cases frequently not expressed in translation) — also, another, any (man), a certain, champion, consent, each, every (one), fellow, (foot-, husband-) man, (good-, great, mighty) man, he, high (degree), him (that is), husband, man(-kind), none, one, people, person, steward, what (man) soever, whoso(-ever), worthy. Compare 802.
Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden
Hebreeuws אשׁשׁH377 "sterk zijn, houdt u kloekelijk , vermant u"; Hebreeuws אִישׁ־בֹּשֶׁתH378 "Isboset , Isboseth"; Hebreeuws אִישְׁהוֹדH379 "ishod, Ishod"; Hebreeuws אִישׁוֹןH380 "nacht (holst vd), dicht, oogappel, zwart, man (kleine)"; Hebreeuws אִישׁ־חַיִלH381 "krijgslieden, groot van daden, krijgsman, kloek man, strijdbare mannen, man"; Hebreeuws אִישׁ־טוֹבH382 "mannen van Tob"; Hebreeuws אֱנוֹשׁH582 "mens(en), mannelijk, lieden, mannelijke nakomeling, man, man(nen)"; Hebreeuws אֶשְׁבַּעַלH792 "Esbaal"; Hebreeuws אִשָּׁהH802 "bijvrouw, de een bij de ander, vrouw, huisvrouw, vrouwen, van vrouwelijk geslacht"; Hebreeuws בְּלִיַּעַלH1100 "Belial, waardeloosheid, boos, slecht, nietsnut, onvoordelig, waardeloos, ruine, vernietiging"; Hebreeuws בֶּן־יְמִינִיH1145 "Benjaminieten, zoon/zonen van Benjamin, man van, Benjaminiet, Benjamin, Benjaminieten"; Hebreeuws כִּתְלִישׁH3798 "Chitlis , Kitlis";