Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
חָבַק ḥābaq "omarmen, omhelzen"; ww primitieve stam; TWOT - 597
omarmen, omhelzen, grijpen
Qal 1) omarmen, omhelzen 2) zijn handen over elkaar slaan (nietsdoende) (fig.)
Piel 1) iemand omarmen of omhelzen (Gen. 29:13; 33:4; 48:10; Job 24:8; Spr. 4:8; Pred. 3:5; Klaagl. 4:5) en 2) strelen of seksueel stimuleren van een geliefde (Spr. 5:20; Hoogl. 2:6; 8:3) (HALOT 287 s.v. חבק; BDB 287 s.v. חָבַק).
Voorkomend in de LXX als: συνερχομαιG4905 "bijeenkomen"; συνεχωG4912 "samenhouden, bijeenhouden"; περιβαλλωG4016 "rondom werpen, rondom plaatsen";
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!