H2596_ חָנַךְ
in gebruik nemen, inwijden, oefenen, leren
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 5x voor in 4 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

ḥānak, ww., TWOT 693; denominatief van חֵךְ H2441 en oorspronkelijk in de betekenis van 'het gehemelte van een kind wrijven met gekauwde dadels' (E. Klein, p. 224), in de zin van "iemand iets in de mond leggen" (Gesenius, חָנַךְ). Cf. Arab. ḥanak "gehemelte" vandaar ḥannaka "hij wreef over het gehemelte van een kind", ḥanaka "hij leerde, onderwees" (E. Klein, p. 224).


1) inwijden (Deut. 20:5; 1 Kon. 8:63; 2 Kron. 7:5 †); 2) opvoeden (Spr. 22:6 †)



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

חָנַךְ vb. train up, dedicate

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H2596 חָנַךְ chânak; a primitive root; (compare 2614) properly, to narrow; figuratively, to initiate or discipline — dedicate, train up.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws חֵךְ H2441 "gehemelte, verhemelte, mond"; Hebreeuws חֲנוֹךְ H2585 "Henoch, Hanoch, Chanok"; Hebreeuws חָנִיךְ H2593 "onderwezenen, geoefenden"; Hebreeuws חֲנֻכָּה H2598 "wijdingsgave, inwijding, brengen een wijdingsgave -"; Hebreeuws חָנַק H2614 "hanged, strangled";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech