Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ḥāṣēr; zn. vrl. soms zn. mnl. (BDB חָצֵר) echter alleen in exilische en post-exilische boeken (TDOT p. 134); Van twee veronderstelde verschillende Proto-semitische stammen חצר (TDOT p. 131; TWOT 722a, 723a), echter meer waarschijnlijk van een primitieve Semitische stam חצר "omringen" (TDOT p. 131; cf. E. Klein, p. 229; E. Italie, p. 91); I) Gerelateerd aan Phoen. חצר "hof, voorplein", Ugar. ḥẓr en ḥṭr "erf van een boerderij" (TWOT, 722a; hoewel ḥṭr verkeerd is gelezen, cf. TDOT p. 131), Arab. ḥaẓara "hij omheinde, omheinde", ḥazīra "omheining voor schapen, hek, heg" (TDOT p. 131; E. Klein, p. 229). In de LXX regelmatig αὐλή G833 (TDOT p. 133); II) Gerelateerd aan Arab. ḥaḍara "was aanwezig, vestigde zich, woonde", ḥaḍar "vaste bevolking, een geciviliseerde regio met steden en dorpen", Ethiop. ḥaṣara "omringd door een muur", Syr. חֵירֽתָא voor חערתא "kamp" (E. Klein, p. 229), Akkad. ḥaẓarum "gehucht" (TWOT, 723a). In de LXX regelmatig κώμη G2968 (TDOT p. 133).
I) hof, afgesloten ruimte, omheinde plaats (E. Klein, p. 229), hof, voorhof (E. Italie, p. 91), cf. de variant חָצִיר H2681 (Jes. 34:13); 1a) misschien binnenplaatsen of vee-erven, verschillend van huizen en velden (Ex. 8:13); 1b) het hof van een huis met waterbron (2 Sam. 17:18), בבור הגדול שבחצר הפרסטלון "in het grote reservoir op de binnenplaats van de zuilengang" (3QCopScr 1:6–7). De ruimte tussen twee gebouwen בצריח שבחצר ב{ת}י העצין "in het gewelf dat zich op de binnenplaats van de huizen(?) voor het hout" (3QCopScr 2:5). Het hof van een paleis (1 Kon. 7:8-9, 12; Neh. 8:17; Esth. 2:11; 4:11). PBH hof, tuin, in het alg. privé terrein, grond (M. Jastrow, חָצֵר), חצר המשתמרת een goed bewaakt (omheind) terrein (Talmoed, Bava Kama 12a; Gittin 21a:5). Ivr. binnenplaats, erf, hof (J. Pimentel, p. 165), תֵּאַטְרוֹן הֶחָצֵר theaterpodium (Hebreeuwse Taalacademie, תֵּאַטְרוֹן הֶחָצֵר); 1c) voorhof van de tabernakel (Ex. 27:9, 12ev.), van de tempel (1 Kon. 6:36; 7:12; Ezech. 8:7, 16; 11QTa 36:12–13, 37:13, 41:12–13).
II) altijd meervoud חֲצֵרִים gehucht, dorp (E. Klein, p. 229), kamp (E. Italie, p. 91), cf. חֲצֵרִים H2699 (Deut. 2:23); 1a) nederzettingen van Ismaëlieten (Gen. 25:16), de Avieten in חֲצֵרִים H2699 (Deut. 2:23), van Kedar (Jes. 42:11); 1a1) in sommige gevallen meer specifiek verplaatsbare dorpen van nomadische stammen bestaande uit tenten (Gen. 25:16; Jes. 42:11; Gesenius, חָצֵר); 1a2) als plaatsnaam חֲצֵרוֹת H2698 Hazeroth (Num. 11:35; 12:16; 33:17-18; Deut. 1:1 †), of als samenstelling in een plaatsnaam חֲצַר אַדָּר H2692, חֲצַר גַּדָּה H2693, חֲצַר הַתִּיכוֹן H2694, חֲצַרְמָוֶת H2700, חֲצַר סוּסָה H2701, etc.; 1b) als woonkern, afhankelijkheid v.e. stad (Joz. 13:23ev.; 15:32ev.; Neh. 11:25); 1c) een buurtschap zonder muren eromheen (Lev. 25:31), niet ommuurde plaats (E. Italie, p. 91); 1d) מַאֲרַב חֲצֵרִים H3993 "hinderlaag v.d. dorpen" i.e. roversnest, als uitvalsbasis voor criminelen (Ps. 10:8);