H3897_ לָחַךְ
oplikken , oplekken, lekken, afscheren
Taal: Hebreeuws

Statistieken

Komt 6x voor in 5 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

lāḥak; ww.; TWOT 1103; Van imitatieve oorsprong (onomatopee); Vergelijk Aram. לְחַךְ, Aram.-Syr. לְחַךְ, Arab. لَحِكَ laḥika "het likte, likte", Ugar. lḥk "likken" (E. Klein, p. 298);


1) likken; Ivr. likken; 1a) qal likken, grazen v.h. land כִּלְחֹ֣ךְ הַשֹּׁ֔ור אֵ֖ת יֶ֣רֶק הַשָּׂדֶ֑ה "zoals een rund het groen van het veld afgraast" (Num. 22:4 †); 1c) piel oplikken (Num. 22:4; 1 Kon. 18:38; Ps. 72:9; Jes. 49:23; Mi. 7:17 †);



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

[לָחַךְ] vb. lick Qal of ox licking up grass. Pi. lick up, fire fr. heaven the water in trench; of Isr. consuming produce of land; lick the dust, sign of humiliation

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H3897 לָחַךְ lâchak; a primitive root; to lick — lick (up).

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen