Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
maḥăse, zn. mnl.; TWOT 700b; van חָסָה H2620;
1) toevlucht, schuilplaats (Job 24:8; Ps. 104:18l Jes. 25:4); 1a) persoon naar wie men toevlucht, van God (Ps. 14:6; 46:2; 62:8; etc.)