Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
miṣwâ, zn. vrl.; TWOT 1887b; afgeleid van צָוָה H6680 met prefix מִ◌ (E. Klein, p. 374);
1) gebod, verbod, bevel (Gen. 26:5; Ex. 15:26; etc.); 1a) PBH religieuze daad, verdienstelijke daad (E. Klein, p. 374); MH mv. מִצְווֹת de 613 Joodse wetten;