Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
nāḥāš, zn. mnl.; TWOT 1347a; van נָחַשׁ H5172 of misschien van het Arabisch ḥanash (E. Klein, p. 412). Vergl. Sanskriet नाग nāgá "slang, cobra" (Monier Williams, p. 532).
1) slang (Gen. 3:1ev.; 49:17; Ex. 4:3); 1a) bijten v.e. slang (Spr. 23:32; Pred. 10:8; Jer. 8:17; Am. 9:3); 2) sterrenbeeld Nachash (Job 26:13); 3) bronzen afbeelding van een slang (Num. 21:9; 2 Kon. 18:4)