Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
pāḥad, ww., TWOT 1756
1) qal vrezen, opschrikken (Deut. 28:66), diep ontzag hebben (Jes. 60:5; Jer. 33:9); 1a) piel sidderen (Spr. 28:14; Jes. 51:13); 1b) hifil doen sidderen (Job 4:14);
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!