H6643_ צְבִי
gazelle, schoonheid, liefelijkheid
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Gazelle,

Statistieken

Komt 32x voor in 10 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

ṣĕbî, zn. mnl.; TWOT 1869a, 1870a; van צָבָה H6638; cf. Aram-Syr. טביא, Arabic zaby, Akkad. sabitu (= gazelle).


1) schoonheid (Jes. 4:2; 13:19; 23:9; 24:16; etc.), glorie, pracht (2 Sam. 1:19); 1a) הַר־צְבִי־קֹ֑דֶשׁ berg van heilige schoonheid (Dan. 11:45); 2) dier gazelle (Deut. 12:15, 22; 14:5; 15:22; 2 Sam. 2:18; 1 Kon. 4:23; 1 Kron. 12:8; Spr. 6:5; Hoogl. 2:7, 9, 17; 3:5; 8:14; Jes. 13:14 †), vrl. צְבִיָּה H6646 gazellegeit (Hoogl. 4:5; 7:3 †);



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

צְבִי n.m. gazelle

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H6643 צְבִי tsᵉbîy; from 6638 in the sense of prominence; splendor (as conspicuous) — beautiful(-ty), glorious (-ry), goodly, pleasant, roe(-buck).

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws פֹּכֶרֶת צְבָיִים H6380 "Pochereth of Zebaim"; Hebreeuws צְבֹאִים H6636 "Zeboim, Zeboiim"; Hebreeuws צָבָה H6638 "swell, fight"; Hebreeuws צְבִיָּה H6646 "gazellegeit";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken