Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ṣôm, zn. mnl.; TWOT 1890a; Afgeleid van צוּם H6684, vanwaar ook Aram. צוֹם ,צוֹמָא "vasten" (E. Klein, p. 543);
1) mv. צוֹמוֹת, het vasten (2 Sam. 12:16; 1 Kon. 21:9; Ezra 8:21; Neh. 9:1; Esth. 4:3; etc.).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!