Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
qôl, zn. mnl.; TWOT 1998a, 2028b
1) stem (Gen. 3:8, 10, 17); 2) geluid v.e. dier o.i.d. (Job 4:10); 3) donder (Exodus 9:23, 28-29, 33-34; 19:16; 20:18; Job 38:25); 4) gerucht, bericht (Gen. 45:16), uit lichtzinnigheid (Jer. 3:9)