H7481_ רָעַם
dreunen, donderen; vernederen
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Donder,

Statistieken

Komt 13x voor in 6 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

rāʿam; ww.; TWOT 2189; Gerelateerd aan I) Aram. רְעֵם "het donderde; het brulde, raasde", Syr. רְעֵם "het donderde geluid, weergalmde; riep hij", אֶתְרְעֵם "was boos, was woedend, was verontwaardigd", אֶתְרַעַם "schreeuwde hij, was woedend, verontwaardigd; hij klaagde", Ethiop. ረዓም ra‘ama "hij donderde" (E. Klein, p. 623; BDB, רָעַם); II) Aram. אִתְרַעַם ,אִתְרָעַם "was opstandig, mompelde", Arab. رَغِمَ raghima "geïrriteerd, niet leuk", mogelijk ook Akkad. ragāmu "brullen, schreeuwen, klagen", rigmu "schreeuwen" (E. Klein, p. 623; BDB, רָעַם).

In de LXX weergegeven met σαλεύω G4531 (Ps. 95[96]:11; 97[98]:7) en verder met βροντή G1027, behalve in 1 Samuel 1:6 waar het met ἀθυμίαν "gebrek aan geest, zwakheid" is vertaald (TDOT, p. 557).


I) Hebr., Ivr. dreunen, donderen (P. Broers, p. 349; E. Italie, p. 294; J. Pimentel, p. 408; TWOT 2189), razen bruisen, onstuimig zijn (E. Italie, p. 294). Veelal in associatie met God (1 Sam. 7:10; 22:14; Job 37:4-5; etc.; TDOT, p. 556; Encyclopaedia Judaica, Vol. 19 p. 710). PBH לֹא נִבְרְאוּ רְעָמִים אֶלָּא לִפְשׁוֹט עַקְמוּמִית שֶׁבַּלֵּב "De donder werd alleen geschapen om [angst op te leggen en] de kromming van het hart recht te zetten" (Talmoed, Berakhot 59a). Ivr. מבצע כדור הרעם operatie donderbal, "Operatie Entebbe" (Wikipedia, מבצע יונתן); 1) qal רָעַם donderen, bruisen (1 Kron. 16:32; Ps. 96:11; 98:7), σαλευθήτω schudden (LXX Ps. 96:11); 1e) hitpael הִתְרַעֵם hij donderde, hij werd woedend (E. Klein, p. 623); 1f) hifil הִרְעִים donderen, laten dreunen (1 Sam. 2:10; Job 40:4; cf. 11QTgJob); 1g) Ivr. hofal הֻרְעַם werd gedonderd, werd tot donder gemaakt (E. Klein, p. 623).

II) Hebr., PBH vernederen, bedrukt zijn (P. Broers, p. 349); 1) qal רָעַם vernederd, betekenis dubieus רָעֲמ֖וּ פָּנִֽים (Ezech. 27:35) een neerslachtig gezicht (P. Broers, p. 349), trillend gezicht (BDB, רָעַם), LXX καὶ ἐδάκρυσεν τὸ πρόσωπον αὐτῶν "tranen op hun gezichten", Vulgaat mutaverunt vultus "veranderden hun gezichten"; 1e) Ivr. hitpael הִתְרַעֵם hij mompelde, klaagde (BDB, רָעַם; E. Klein, p. 623), PBH opgewonden zijn, rebelleren, ontevreden zijn (Talmoed, Megillah 6a; M. Jastrow, רָעַם), כולם מִתְרַעֲמִים ומרגישים alle noten op de stapel zijn verstoord en in rep en roer (Pesikta Rabbati 11; M. Jastrow, רָעַם); 1f) hifil הִרְעִים tergen, vertoornen (E. Italie, p. 294), בַּעֲב֖וּר הַרְּעִמָ֑הּ om haar te tergen (1 Sam. 1:6; E. Klein, p. 623), Ivr. hij zorgde ervoor dat hij zich zorgen maakte, boos werd, woedend (E. Klein, p. 623); 1g) Ivr. hofal הֻרְעַם werd boos, was woedend (E. Klein, p. 623).



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

[רָעַם] vb. denom. thunder Qal make the sound of thunder, thunder Hiph. thunder, cause to thunder

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H7481 רָעַם râʻam; a primitive root; to tumble, i.e. be violently agitated; specifically, to crash (of thunder); figuratively, to irritate (with anger) — make to fret, roar, thunder, trouble.

Synoniemen en afgeleide woorden

Grieks βροντή G1027 "donder"; Hebreeuws רַעַם H7482 "donder"; Hebreeuws רַעְמָה H7483 "manen, trilling?"; Hebreeuws רַעַמְיָה H7485 "Raamiah";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel