Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
rāpāʾ, zn. mnl.; TWOT 2198c; afhankelijk van de interpretatie is het afgeleid van רָפָא H7495 of רָפָה H7503 (zie hieronder).
1) In het meervoud altijd in de zin van "dode schimmen, geesten van de dood" (Job 26:5; Ps. 88:11; Spr. 2:18; 9:18; 21:16; Jes. 14:9; 26:14, 19). Lett. "de vertrokken geesten" of "de Refaim." De term רְפָאִים H7497 (rĕpāʾîm, "reuzen") verwijst naar geesten van de doden, dat zijn inwoners van het dodenrijk (BDB 952 sv; HALOT 1274-1275 sv I רְפָאִים). Het wordt gebruikt in parallellisme met מֵתִים (metim, "de dood") en verwijst naar de overledenen geesten van de doden in het dodenrijk (Ps. 88:11; Jes. 26:14). De Refaieten bewonen מָוֶת (mavet, "[plaats] van de dood"; Spr. 2:18), שְׁאוֹל (she'ol, Job 26:5; Spr. 9:18; Jes. 14:9), "duisternis en het land van de vergetelheid "(Ps. 88:11), en" het land van de reuzen "(Jes. 26:19). Geleerden debatteren of רְפָאִים is afgeleid van de stam 1) רָפָא H7495 ("genezen"), wat dan betekent "de genezers" of 2) רָפָה H7503 ("zwak zijn, dalen"), wat betekent "degenen die machteloos zijn" of "zij die zakken (tot Sheol)" (BDB 952 sv; HALOT 1274-1275 sv). De verwante term rpʼm komt voor in Fenicische en Neo-Punische betekenis "geesten van de doden" (DISO 282) en in het Ugaritisch verwijst naar "geesten van de doden" die de onderwereld bewonen en werden gezien als genezers (UT 2346; WUS 2527). De Hebreeuwse term wordt vaak vertaald als "de schaduw", zoals een beschrijving van het schimmige bestaan van de woning in het dodenrijk, die hebben verloren hun vitaliteit (R.F. Schnell, IDB 4:35).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!