H7837_ שַׁחַר
dageraad, morgenlicht, morgenster, zodiakaal licht
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Morgenster, Zodiakaal licht,

Statistieken

Komt 24x voor in 13 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

šaḥar, zn. mnl., TWOT 2369a; van שָׁחַר H7836; Arab. sahar "dageraad, morgenzuil" of sirhan "zodiakaal licht" (Richard F. Burton, The Book of the Thousand Nights and a Night, Vol. 3 p. 520 Voetn. 164), Akkad. shēru of shîrtu "dageraad, aanbreken v.d. dag" (E. Klein, p. 651; Gesenius).


1) vroege ochtend, dageraad (Gen. 19:15; 32:24, 26; Joz. 6:15; etc.), morgenrood (P. Broers, p. 374), de duisternis voorafgaand aan de dageraad (E. Klein, p. 651). בְּעַפְעַפֵּי־שָֽׁחַר bə‘afə‘apê-šāḥar "de oogleden van de dageraad" (Job 3:9), עַל־אַיֶּ֥לֶת הַשַּׁ֗חַר ‘al-’ayyeleṯ haššaḥar "op de hinde van de dageraad" (Ps. 22:1), a) mogelijk het zodiakaal licht (S. Gandz, The Zodiacal Light in Semitic Mythology in Proceedings of the American Academy for Jewish Research Vol. 13 (1943); S. Zucker, Hebrew names of the planets in Proceedings of the International Astronomical Union 260(S260) January 2011 p. 304), anderen zien het als een b) muzikale term (Rashi), c) de titel van een lied (NETBible), of d) de morgenster (Talmoed Yoma 29a) waarmee men Esther wil aanduiden, echter een anachronisme is omdat David voor Esther leefde; הֵילֵ֣ל בֶּן־שָׁ֑חַר hêlēl ben-šāḥar "zoon des dageraads" (Jes. 14:12), in de Ugaritische mythologie is deze gelijk te stellen aan ʽAthar de zoon van El (KTU 1.2.III.1-24 en 1.6.I.43-67), temeer daar in Zuid-Arabische inscripties ʽAthar wordt voorgesteld als de morgenster Venus (Oldenburg, “Above the Stars of El,” pp. 206 ff. zie ook M. S. Smith, “The God Athtar in the Ancient Near East and His Place in KTU 1.6.I,” in Solving Riddles and Untying Knots: Biblical, Epigraphic, and Semitic Studies in Honor of Jonas C. Greenfeld (ed. Z. Zevit, et al.; Winona Lake, 1995), pp. 634-36).



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

שַׁ֫חַר n.m. dawn

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H7837 שַׁחַר shachar; from 7836; dawn (literal, figurative or adverbial) — day(-spring), early, light, morning, whence riseth.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws אֲחִישַׁחַר H300 "Achisachar, Ahishahar"; Hebreeuws צֶרֶת הַשַּׁחַר H6890 "Zarethshahar"; Hebreeuws שָׁחַר H7836 "zoeken, vroeg zoeken"; Hebreeuws שַׁחֲרַיִם H7842 "Saharaim, Shaharaim";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij