Het feit dat God zich heeft bekendgemaakt via schriftelijke documenten is voor velen een aanleiding tot kritische vragen en zelfs scepticisme. Hebben we de oorspronkelijke handschriften nog? Hoe komt het dat oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament vaak afwijken van de ons bekende oudtestamentische tekst en wat is dan het gezag van zo'n citaat? Volgens welke regels van uitleg hebben de apostelen gewerkt en is hun bewijsvoering voor ons nog overtuigend of doen ze aan inlegkunde? Waarom vormen de huidige 27 boeken het Nieuwe Testament en niet een paar meer of minder? Op al deze vragen en nog vele andere gaat de auteur in en komt regelmatig met antwoorden en voorstellen die zelfs in internationale theologische publicaties nog weinig zijn uitgewerkt.
In de kwestie van het zogenaamde 'synoptische probleem' en de 'tweebronnen - hypothese' komt de auteur met originele gedachten. Hij gaat in op vragen als 'Zijn de woorden die de Here Jezus volgens de evangelieschrijvers heeft gesproken en de dingen die Hij heeft gedaan, ook inderdaad zo gezegd en gedaan? Hoe moeten we de verschillen, maar vooral ook de grote overeenkomst tussen de evangeliën verklaren?' Kundig gaat Van den Brink op al deze kwesties in en komt met voorstellen die de historiciteit van het beschrevene onderschrijven, maar die verschillen van zowel de traditionele als de historisch-kritische benadering.