Dodenrijk

Bijbelteksten

Genesis 37:35En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader.
Genesis 42:38Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen.
Genesis 44:29Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen!
Genesis 44:31Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen.
Numeri 16:30Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben.
Numeri 16:33En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente.
Deuteronomium 32:22Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.
1 Samuel 2:6De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet [weder] opkomen.
2 Samuel 22:6Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij.
1 Koningen 2:6Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen.
1 Koningen 2:9Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen.
Job 7:9Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet [weder] opkomen.
Job 10:21Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods;
Job 11:8[Zij is als] de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten?
Job 14:13Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart!
Job 17:13Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.
Job 17:16Zij zullen ondervaren [met] de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal.
Job 17:16Zij zullen ondervaren [met] de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal.
Job 21:13In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf.
Job 24:19De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; [alzo] het graf [dergenen, die] gezondigd hebben.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel